Speurtocht

Mag ik wat wangslijm van u? Of huidschilfers? Die ongepaste vragen dringen zich op in de Vincent van Goghstraat te Nuenen. Er lopen talloze nakomelingen van de aardappeleters. Tenminste, dat vermoed ik. Vorkprikblikken, zetmeelwangen, prakpraat.

Ik zoek naar sporen van de schilder. Hier, in deze honderdvijfenveertig-in-een-gros-winkelstraat. Het gedroomde vertrekpunt: Snackbar Van Gogh. Ik stap binnen. Maar ik zie geen gezaghebbend kennis- en expertisecentrum voor de eigentijdse aardappeleter. Ik zie Henk uit Balkbrug. Hij is de enige klant. Henk vecht met een opstandige frikandel. Aan de muur hangen geen olieverfdoekjes van Vincent. Wel een digitaal treknummertjesbord. Het staat op 00. Achter de vitrine staan de Chinese uitbaters. Hun gezicht staat op -1. Ze komen uit Shanghai. Dat was het. Vier woorden per klant is genoeg.

Mededeelzamer is Mieke. Ze werkt in de aangrenzende lingeriezaak. Maar pfoeh! Sporen van Vincent? Nee, In haar assortiment zit ook geen kunstzinnig setje met ‘De Slaapkamer’ van Van Gogh als opdruk. Toch een penseeltje te wild voor Nuenen.

Een deur verder. Drie vrouwen rond een leesmaptafeltje. Ze hebben haren op hun hoofd. Dat komt uit. Dit is Team Kapsalon, waar louter de muren kaal zijn. Volgens een haarverzorgster met warme droogkapstem is het zinloos om hier Vincent-werken op te hangen. Knippen vergt immers opperste concentratie. Ik knik en vertrek met lege handen. Alhoewel: daar onder de kaptafel. Rood, rafelig. Een stukje rechteroor.

Van bloedrood naar oranje. Deur verder. Dag ING-servicebaliemevrouw, zijn er in dit filiaal sporen van Van Gogh? De vraag lijkt haar te overvallen, al is dat in een bank geen handige woordkeus. Ze kijkt me langdurig aan. Zegt dan gedecideerd: “Daar kan ik u geen mededelingen over doen.” Langzaam sluit haar mond zich. Terug naar de beginstand: kluislippen. Ik kijk om mij heen. Waan me in een knollenknollenland. Alles bij ING is oranje. Maar vertrouwen wil hier niet wortelen. Ik vertrek als een haas.

Schuin tegenover ligt Supermarkt Jan Linders. Goei volk, Brabantse behulpzaamheid. Trots troont medewerkerster Corrie me mee naar de bakkersafdeling. Kijk, het Van Gogh-brood. Meergranen, voor 1,89 euro. Met lijnzaad. Ja, kun je ook schildersolie van maken.

Achter op het kantoortje rekent collega Dave-van-de-groente-en-fruit razendsnel uit hoeveel aardappels hij deze week heeft verkocht: 686 kilo. Nee, geen getal om in te lijsten en pontificaal in een museumzaal te hangen. Da’s 102 gram per klant, mompelt Dave. Historisch dieptepunt voor Nuenense begrippen. Maar er is hoop: vanavond gaat Dave extra opscheppen. Eigenheimers? Nee, Nicola’s.

Drie deuren verderop kiepert Corrie kibling in het vet. Ze heeft een viswinkel. Te kust en te keur: kabeljauw, mosselwijn, gevulde schelp. Een mooi zeezichtje van Van Gogh? Heeft ze niet. Wel imitatiekaviaar, maar dat blijft niet hangen. Binnenkort komen ze weer, zegt Corrie. De toeristen. Uit heel de wereld, want Vincent is heilig. Regelmatig stappen er groepjes Japanse bedevaartgangers haar viswinkel binnen. Voor rauwe haring. Plus foto. Van Corrie, met haar graatloze lach.

Haar buurvrouwen Bianca en Marjolijn hebben een bloemenzaak. Rozen, lelies, tulpen. Ook Vincent-op-stelen? Ja, daar. Schitterende zonnebloemen. “Die blijven al-tijd goed”, lacht Marjolijn. Heimelijk steek ik m’n hand in de emmer. Waterverf.

________________________________

Publicatie in BONT, maandelijks magazine van Eindhovens Dagblad en Brabants Dagblad : 26 april 2013