Met vrije uitloop

Ik heb een minnares. Mijn lief weet ervan – ze is niet gek. Een half jaar geleden heb ik het volmondig toegegeven. Ontkennen was geen optie: mijn lief zag het. De stadswallen onder m’n ogen. Dat afwezige gedrag bij tienminutengesprekjes op school. Maar ook m’n zwijgzaamheid bij het etentje met de nieuwe overburen, terwijl de verse peultjes uit hun moestuin opperste aandacht rechtvaardigden. Zelfs oefening 36 uit de Kama Sutra beleefde ik die nacht in een waas. Wat vooral de achterdocht van mijn lief wekte, waren de sms’jes. Op rare tijden.

Ze heet Deadline. 

Vanochtend ben ik weer op gesprek geweest. Bij Novadic, instelling voor verslavingszorg. Ze dringen er sterk op aan dat ik nu echt alle contact verbreek. Medisch bezien begrijp ik dat. Maar het lukt niet. Want Deadline bedwelmt. Haar geur. Ze ruikt naar eierwekkers en jong broedsel. Vaak tikken Deadline en ik synchroon. Alleen: ik verlang naar vrije uitloop. Zij niet. Zij wikkelt liever de tijd in kippengaas.

Straks moet ik nog even in m’n emotieschriftje schrijven. Dat heb ik cadeau gekregen, van Novadic. Met een blauwgroene kaft. Net de zee! Een schrift met kustlijntjes, maar ver zal ik niet komen. Want Deadline heeft me vanmiddag al vijf keer ge-sms’t. Het begon lispellief. Toen bitterzoet, daarna gekarteltand. Hoe laat ik vanavond dacht te komen. Dat feest in haar buurtcafé – vorige maand heb ik D. heilig beloofd mee te gaan – begint al om negen uur. Moet op het nippertje kunnen lukken, als ik in grote haast verder leef. 

Ik wil zout oud zien worden.

Volgens de therapeute van Novadic is mijn relatie met Deadline louter wraak op mijn moeder. In het eerste jaar van haar huwelijk luisterde zij vaak samen met m'n vader naar de radio. Op een herfstavond haperde Hilversum 1. Halverwege het hoorspel hield het geluid op. Mijn moeder keek strijkboutstrak. “Wat van boven de rivieren komt, deugt niet”, hoofdschudde ze. Mijn vader stond op uit zijn stoel. Lang, maar vergeefs, draaide hij aan knoppen. Na een half uur keken man en vrouw elkaar ontredderd aan. Vroegtijdig liepen ze naar de slaapkamer.

Ik dank mijn leven aan een onoplosbare technische storing van de zender-Lopik.

Sneu? Nee. Pak gekleurd papier en perforator. Maak duizenden rondjes. Gooi ze nu in de lucht, kijk in slow motion: zo voel ik me. Ja, blij dat ik besta – no rewrite. Maar met een kanttekening: dik twee weken voor de uitteldatum ben ik geboren. Ruim 20.000 minuten voortijdigheid! Op de verloskamer in het Carolusziekenhuis aan de Jan Heinsstraat in Den Bosch heb ik het besluit genomen. Te vroeg zijn: het zal mij niet meer overkomen.

Behalve in de laatste seconde dat ik leef.

Clashes met klokken. Ik heb het al van kinds af. Bij Novadic vermoeden ze dat het een ernstige vorm van prechronofobie is, de pathologische angst om te vroeg te zijn. Ik tart de tijd, vermoedt mijn therapeute, uit woede en verdriet over ruim 20.000 minuten verloren beschutting in een buik. Volgens haar is dat de sleutel tot mijn verslaving aan Deadline.

Iets na achten. Ze sms’t weer. Nu met tikfouten. Tussen haar spaties ijsbeert ongeduld. Het feest begint zo, schrijft ze. Of ik onderhand kom. “Ik heb dat zwartje jurkje aan”, fluistert haar laatste zin. Maar ik wil niet. Zo moe. Op. Over. Uit. De voorzetselschadeadvocaat mag het verder afwikkelen. Maar ik breek. Met Deadline.

Ik ga haar niet halen.

__________________

Opgenomen in het boek '[re]Writing History'. Binnen dit landelijke project, waarin tien jonge schrijvers en tien fotografen samenwerkten, was ik coach en eindredacteur.